Logo UFC

  • UFC

    UFC

  • Deskundigen- en wetenschappelijk onderzoek

    Deskundigen- en wetenschappelijk onderzoek

  • Opleidingsmomenten

    Opleidingsmomenten

  • Klinische hulpverlening

    Klinische hulpverlening

  • Onderdeel van de dienst psychiatrie van het Universitair Ziekenhuis Antwerpen

    Onderdeel van de dienst psychiatrie van het Universitair Ziekenhuis Antwerpen

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5

Het stigma voorbij: 5 jaar Stop it Now!

0001 s

Meer info?

Download hier het volledige programma

STOP IT NOW BEYOND THE STIGMA programma klein klein

 

Congresverslag

Het stigma voorbij: 5 jaar Stop it Now! 

De voorbije 5 jaar stonden de medewerkers van Stop it Now! Vlaanderen klaar om mensen met bezorgdheden over hun seksuele gevoelens of gedachten naar minderjarigen en hun context te ondersteunen door middel van een laagdrempelige hulplijn die bereikbaar is per telefoon, e-mail en chat. Naar aanleiding van dit jubileum, samen met het dertigjarig bestaan van Stop it Now! VS, het twintigjarig bestaan van Stop it Now! UK en het tienjarig bestaan van Stop it Now! NL organiseerden Stop it Now! Vlaanderen en het Universitair Forensische Centrum (UFC) een feestelijk symposium. Het Stop it Now! netwerk van o.a. hulpverleners, politie, justitie, beleidsmakers, artsen en studenten werd ontvangen op 19 mei 2022 in het Hof van Liere op de Universiteit van Antwerpen.

Minne De Boeck, criminologe bij het UFC, zette deze feestelijke dag in met een terugblik op de verwezenlijkingen van de voorbije 5 jaar Stop it Now!. In 2017 werd een stuurgroep samengesteld met organisaties en partners die specifieke expertise hebben in preventie en de aanpak van seksueel kindermisbruik. Deze stuurgroep kijkt toe op de kwalitatieve en wetenschappelijke inbedding van het Stop it Now! project, dat uitgevoerd wordt door het UFC . De hulplijn zelf wordt bemand door professionals van het behandelcentrum I.T.E.R. en kon de afgelopen 5 jaar in totaal 2048 hulpvragen beantwoorden van mensen die zich zorgen maakten over zichzelf of over iemand in de dichte omgeving. Naast ondersteuning van de doelgroep zette Stop it Now! tevens in op het verlagen van drempels naar de (gespecialiseerde) hulpverlening en op maatschappelijke beeldvorming. Stop it Now! wil de samenleving genuanceerd en correct inlichten over het verschil tussen pedofilie en seksueel kindermisbruik, alsook over het belang van het maken van dit onderscheid. Tot slot werd de focus gelegd op het wegwerken van stigma’s, aangezien deze ervoor zorgen dat bepaalde doelgroepen moeilijk aansluiting vinden bij de samenleving of moeilijk de weg vinden naar hulp. Stop it Now! heeft dit alles steeds gedaan met de bescherming van minderjarigen als hoogste goed.

Na dit startschot werd de kortfilm ‘Painfully Beautiful’ van Yvonne Nouwen getoond. ‘Painfully Beautiful’ bracht ons dichtbij de realiteit van een pedofiele man, zijn ‘onmogelijk’ verlangen en het lijden dat het met zich mee kan brengen. Gebaseerd op een intiem interview van de maakster met een man met pedofiele gevoelens en diens vrouw, toont de film zijn worsteling om geen grenzen te overschrijden en een plekje te vinden in een maatschappij die hem vaak bestempelt als ‘het ultieme monster’.

De kortfilm werd gevolgd door een wetenschappelijke presentatie van Dr. Alexander F. Schmidt die tevens zijn eigen onderzoek kwam toelichten. Uit dit onderzoek kwam naar voor dat er een grote maatschappelijke misconceptie heerst dat alle mensen met een seksuele aantrekking tot kinderen ook effectief daders zijn van kindermisbruik. Meer zelfs, uit onderzoek is gebleken dat mensen met deze gevoelens het meest gestigmatiseerd worden in vergelijking met andere psychologische en psychiatrische aandoeningen. Met zijn onderzoek toonde Schmidt de perceptie van de algemene populatie, alsook van professionals zoals psychotherapeuten, en het perspectief van personen die seksuele gevoelens voor minderjaren ervaren zelf. Hij concludeerde dat stigmatiserende processen ten aanzien van deze doelgroep duidelijk aanwezig zijn, dit een impact heeft op het hulpzoekend gedrag en deze processen eerder een risicoverhogende dan beperkende impact hebben op het plegen van seksueel kindermisbruik. De paradox die hij tevens vaststelt bij hulpverleners is dat de meesten geloven in secundaire preventie, maar daarentegen zelf niet bereid zijn met mensen met een seksuele voorkeur voor minderjarigen aan de slag te gaan. Veelbelovende interventies in dit kader zijn diegene die impact kunnen hebben op de attitudes van professionals en hun bereidheid om hulp te verlenen aan de doelgroep, alsook interventies die bijdragen aan hun behandelcompetenties voor deze groep. Een belangrijke aanbeveling die hij doet is de noodzaak om mensen met een seksuele voorkeur voor minderjarigen zelf te betrekken bij de behandeling van de doelgroep, alsook in het onderzoek ernaar.

De tweede internationale spreker, David Prescott, verschafte vanuit zijn jarenlange praktijkervaring het aanwezige hulpverlenersnetwerk een overzicht van overwegingen die moeten gemaakt worden bij het verstrekken van therapie en hulp aan volwassenen die zich seksueel aangetrokken voelen tot minderjarigen. Deze overwegingen werden door de onderzoeker benaderd vanuit een kader dat steunt op verschillende essentiële pilaren: het verhogen van het welzijn van de cliënt, zelfacceptatie, zelfcompassie en het minimaliseren van risico’s,. Hij legde hierbij de nadruk op de manier waarop een hulpverlener of therapeut zich het best kan openstellen en aanpassen ten opzichte van deze kwetsbare doelgroep zodat de meest veilige en welzijnsbevorderende therapeutische relatie kan ontstaan.

Tijdens de middagpauze werden verschillende videoberichten getoond van andere internationale preventieprojecten die zich richten op de aanpak van seksueel kindermisbruik vanuit (potentieel) daderperspectief. Verschillende onderzoekers, praktijkwerkers en beleidswerkers die reeds zijn betrokken in de internationale aanpak van Stop it Now! feliciteerden Stop it Now! en vertelden welke uitdagingen ze nog zagen in de preventie van seksueel kindermisbruik vanuit daderperspectief.

Daarna volgden een reeks Nederlandstalige gastsprekers. Professor Kasia Uzieblo lichtte hulpzoekend gedrag als dynamisch en complex proces toe en presenteerde onderzoek dat ze samen met het UFC en Stop it Now! uitvoerde naar het hulpzoekend gedrag van mensen met een seksuele voorkeur voor minderjarigen. Hierbij benadrukte ze het stigma, de misvattingen en kwetsbaarheden die mensen met een seksuele voorkeur voor minderjarigen met zich meedragen en de invloed die dit heeft op het hulpzoekend gedrag. Zo kwam in de studie naar voor dat slechts een minderheid hulp heeft gezocht voor de seksuele voorkeur door stigmatisering en negatieve ervaringen met betrekking tot de maatschappelijke visie ten aanzien van de thematiek, alsook veroordelende reacties in de hulpverlening. Wat wel helpend was voor de doelgroep in de zoektocht naar hulp is de maatschappelijke berspreekbaarheid van het thema, de beschikbaarheid van anonieme en laagdrempelige hulp en duidelijke informatie. Voornamelijk formele hulpverlening van professionals lijkt van belang te zijn voor de doelgroep, echter werd hierbij de nadruk gelegd op de houding van hulpverleners ten opzichte van de doelgroep. Een niet veroordelende, open houding die niet enkel kijkt naar de risicoaspecten maar ook –en vooral- naar de andere onderliggende probleemgebieden die deze seksuele voorkeur met zich mee kan brengen, is namelijk cruciaal om het stigma tegen te gaan. Opleiding aan professionals en (maatschappelijke) attitudewijziging lijken bijgevolg essentieel.

In de daaropvolgende presentatie brachten Debby Versteege en Gabriel Levy (pseudoniem), beiden vrijwilligers bij pedofilie.nl, het netwerk meer informatie over de vragen en thema’s waarmee mensen met een seksuele voorkeur ter ondersteuning komen bij de lotgenoten via pedofilie.nl. Debby Versteege vertelde vanuit de praktijkervaring hoe zij aan de slag gaat met de hulpvragen en hoe je hier als therapeut in het algemeen best op reageert. Vervolgens gaf Gabriel Levy, zelf pedofiel, duiding bij de werking en het doel van pedofilie.nl. Deze organisatie zet zich in voor mensen met pedofiele gevoelens, die begrijpen en respecteren dat seksueel contact met kinderen niet kan. Het team vrijwilligers dat achter de anonieme chat staat, bestaat uit mensen die deze gevoelens zelf ervaren en zorgprofessionals. Hierop volgden vele vragen van de aanwezigen waarbij Gabriel Levy duiding gaf.

Nadien werd een concrete Stop it Now! case toegelicht. Wouter Wanzeele, Vincent Lambrecht en Jeroen Heylen kwamen toelichting geven over hoe een casus van de start van een Stop it Now! telefoontje of chat verloopt en hoe dit zich kan ontwikkelen tot een zoektocht naar de juiste langdurige hulpverlening. Ze stelden het gesprek van een concrete voorbeeldcasus voor, hoe ze hiermee omgaan aan de hulplijn en op welke manier iemand kan worden verder geholpen door middel van doorverwijzing naar gespecialiseerde en langdurige hulp in een haalbare regio voor de cliënt. Vooral methodieken van motiverende gespreksvoering via chat werden toegelicht om mensen beter toe te leiden naar de meest gepaste hulp, alsook de aanpak en benadering van Stop it Now! in de doorverwijzing en opvolging van mensen in de verdere hulpverlening werd verduidelijkt.

Als laatste spreker van de dag kwam Ellen Janssen aan het woord. Zij werkt als forensisch psycholoog en teammanager bij Stop it Now! NL en benadrukte dat niet alleen de personen die zelf seksueel misbruik plegen of een pedofiele voorkeur ervaren gestigmatiseerd worden, maar dat hun omgeving hier evenzeer onder lijdt. Niet alleen kampen zij met stigmatisering en psychosociale problemen, ze worden daarnaast ook overspoeld door een zee aan vragen waarmee ze amper bij hulpverlening terecht kunnen. Ellen Janssen benadrukt hierdoor het hiaat in de hulpverlening voor deze doelgroep. Stop it Now! Nederland en De Waag organiseren hiervoor lotgenotengroepen voor naasten van personen die seksueel grensoverschrijdend gedrag ten aanzien van minderjarigen hebben gesteld. Ze lichtte toe hoe ze het aanpakken en hoe mensen die dezelfde ervaring met elkaar delen steun kunnen voelen van elkaar.

Om deze leerrijke dag af te sluiten, waagden Niels Van Paemel (Child Focus), Julia Day (Sensoa), Gorik Kaesemans (Zorgnet Icuro), Kris Vanhoeck (I.T.E.R & Stop it Now!), Yves Goethals (Federale Politie), Philippe Jacobs (Fonds Gerald Futter, Koning Boudewijnstichting) en Ben Kirssen (pseudoniem; pedofilie.nl) zich aan een rondetafelgesprek onder leiding van journalist bij de VRT, Philip Heymans. J. Day stelde dat er vanuit de overheid meer ondersteuning en inbedding moet voorzien worden voor voorzieningen die werken met mensen met een seksuele voorkeur voor minderjarigen en plegers van seksueel grensoverschrijdend gedrag of seksueel misbruik. Er is namelijk al een stigma rond het bespreekbaar maken van gezonde seksualiteit, maar des te meer bij de meer duistere kant ervan. G. Kaesemans ondersteunde dit en betoogde dat de financiering vanuit de overheid een duidelijk structureel kader nodig heeft. Hij vroeg zich echter af waar financiering het evenwicht moet zoeken op de weegschaal van preventie en hulp. B. Kirssen vulde hierbij aan dat voor hem de niet-forensische kaders en organisaties, zoals de lotgenotengroepen bij pedofilie.nl, moeten instaan voor het luisterend oor voor mensen met een seksuele voorkeur voor minderjarigen en Stop it Now! louter voor de preventie van seksueel kindermisbruik. Echter nuanceerde K. Vanhoeck dat het logisch is dat deze twee doelgroepen niet zo maar van elkaar te onderscheiden zijn, en het te artificieel zou zijn moest deze opdeling in hulp worden gemaakt. Hij hoopte dat we in de toekomst dit topic maatschappelijk meer bespreekbaar kunnen maken en dat de stem van directe betrokkenen meer op de voorgrond kan treden, aangezien hier momenteel nog te vaak op wordt ingeboet. De rol van de (potentiële) slachtoffers nam N. Van Paemel dan weer voor zijn rekening. Hij kaartte daarbij aan dat in de laatste 4 jaar tijd, de leeftijd van jongeren met een gsm opmerkelijk is gedaald, concreet van 12 jaar naar 8 jaar oud. Bovendien zorgt social media voor een enorme uitbreiding van beschikbare informatie en potentieel beeldmateriaal voor daders. Helaas krijgen kinderen pas in het eerste middelbaar handvaten toegereikt in kader van seksuele voorlichting en veilig mediagebruik. Bovendien stelde G. Kaesemans dat deze problematiek een politiek draagvlak nodig heeft, maar met de recente politieke verschuivingen het evenwel de vraag is hoe dit er in de toekomst zal uitzien. Het is de politieke plicht volgens Y. Goethals om hierin te investeren. De prioriteit ligt volgens hem immers bij een holistische, geïntegreerde en integrale aanpak van alle betrokkenen, zowel politie, justitie als de hulpverlening. Voorts preken we, volgens G. Kaesemans nog te vaak en te veel voor dezelfde mensen. We moeten volgens hem net op zoek gaan naar de drempels van de groep professionals die stigmatiseert om nadien de juiste kennis over te brengen naar de hulpverleners die nu nog niet eigen zijn met de thematiek. B. Kirssen pleitte dat het bestrijden van dit stigma begint bij de media. Zo sprak hij zelf journalisten aan over titels en koppen die stigmatiserend werken en het probleem zo in stand houden. Door het gebruik van foute terminologie krijgen pedofielen telkens weer de schuld wanneer kindermisbruik zich voordoet, terwijl deze feiten evengoed gepleegd kunnen zijn door personen zonder een seksuele voorkeur voor minderjarigen. Hij geeft wel toe dat de media reeds een evolutie kende: er is al meer ruimte voor nuancering en een correct verhaal, maar benadrukt eveneens dat wij als hulpverlening hierin een verschil kunnen maken. Het was volgens P. Jacobs dan ook fijn dat B. Kirssen en G. Levy als lotgenoten op deze studiedag aanwezig waren. Ook dit kan stigma’s verlagen, aldus P. Jacobs. Een eerste stap voor journalisten is volgens zowel N. Van Paemel als Y. Goethals het gebruik van de juiste terminologie: een persoon met pedofiele gevoelens staat niet gelijk aan iemand die kinderen misbruikt. Maar ook de term ‘kinderpornografie’ lokt impliciete goedkeuring uit. We dienen volgens hen de ernst van kindermisbruik te onderschrijven door te spreken van seksuele misbruikbeelden, en niet van porno. Er ligt dus nog een lange weg voor journalisten met betrekking tot het hanteren van de juiste terminologie. Daarnaast is er ook in de hulpverlening nog een lange weg te gaan: door toegenomen angsten, handelingsverlegenheid en handelingsonzekerheid worden hulpverleners terughoudend om aan de slag te gaan met de doelgroep. Zowel de laagdrempelige hulp als de gespecialiseerde hulp heeft groeimogelijkheden. J. Day pleit ervoor dat zowel huisartsen als de algemene eerstelijnszorg seksualiteit in een gesprek bespreekbaar moeten maken. Dat wil niet zeggen dat alle hulpverleners rond deze specifieke problematiek moeten werken, maar wel is het belangrijk dat ze weten hoe ze moeten reageren en hoe ze laagdrempelig kunnen doorverwijzen. Algemeen besloot K. Vanhoeck dat er goede professionele gespecialiseerde hulp moet zijn, maar dat het begint bij de eerste lijn. Als die weigerachtig staan ten opzichte van het thema, ontwikkelt het probleem zich gewoon verder. ‘Ervan weglopen lost het immers niet op’ en laat dat nu juist de finaliteit zijn van het Stop it Now! project; het thema onder ogen zien en ermee aan de slag gaan. Dit niet alleen in functie van de veiligheid van de samenleving en van kinderen, maar ook voor de ondersteuning van deze doelgroepen die vaak sterke stigma’s ervaren.

Het feestelijk symposium werd afgesloten met een receptie waar het netwerk kon samenkomen. Het symposium werd naderhand zeer goed geëvalueerd, met een gemiddelde score van 8,5 op 10.

UFC Webinar & online workshop: Herstelgericht werken met zedenplegers

Een verslag van de webinar

 

Dit jaar stond de online UFC-studiedag in het teken van herstelgericht werken met zedenplegers. De webinar bestond uit twee dagen waarbij we op 7 december talrijke sprekers mochten ontvangen, die actief zijn binnen het werkveld. Daarnaast vond op 8 december de online workshop van ‘Kindreflex’ plaats. Liv Leeman van het VECK, Vlaams expertisecentrum kindermishandeling, dompelde de deelnemers onder in deze methodiek. De UFC-criminologe Minne De Boeck verwelkomde de gastsprekers en deelnemers. Na een korte toelichting over het onderwerp en het programma, kondigde ze de eerste gastspreker aan.

De eerste internationale spreker Alissa Ackerman, hoofddocent strafrecht aan de California State University, begint haar presentatie met haar persoonlijk verhaal als overlever van verkrachting. Ze integreert haar ervaring als overlever met haar expertise als onderzoeker van seksuele misdrijven. Haar persoonlijk herstel startte door het deelnemen aan behandelgroepen met daders. Alissa Ackerman vertelde dat het bevrijdend was om dit te doen als persoon en niet als dr. Ackerman. Deze ervaringen gebruikte ze om het proces van plaatsvervangend herstelgericht werken, wat betekent herstelgericht werken met daders en slachtoffers die geen verband houden met elkaar, overal ter wereld bekend te maken. Verder schetste ze het proces waarbij alles draait rond het opbouwen van respect en vertrouwen tussen daders en slachtoffers. In de literatuur bestaat discussie rond de definiëring wat betrekt onderzoek naar herstelrecht. Het is namelijk moeilijk te standaardiseren, bijgevolg richten studies zich voornamelijk op het meten naar de voldoening die deelnemers halen uit het proces. Zo blijkt dat personen die deelnemen aan zo’n proces beter kunnen omgaan met trauma en stress. Bovendien zijn er dalingen waar te nemen in angsten en PTSS. Algemeen gesteld wordt dit programma rechtvaardiger en meer tevreden onthaald dan het traditionele juridische proces. Echter, wanneer slachtoffers voelen dat de verontschuldigingen niet authentiek aanvoel, kan dit een negatieve impact hebben op proces van het slachtoffer. Wat betreft daders wijst onderzoek uit dat zij minder moeite hebben met het naleven van sancties en bovendien daalt recidive bij zowel volwassenen als jongeren. Op die manier zijn ze beter in staat beter te communiceren en zich krachtig te voelen. Vervolgens vertelt ze over het herstelrecht model dat zij mee heeft ontwikkeld. Ze benadrukt dat hier veel aandacht wordt geschonken aan het schuldinzicht van de dader. Deze moet namelijk zijn schuld erkennen en de gevolgen ervan inzien. Deze fase kan een lange tijd aanslepen, omdat het een grote impact heeft op de slachtoffers. Verder screent het model ook op toelatingsvoorwaarden zoals geen druggebruik, geen zaken met extreem geweld, geen zaken met partnergeweld waarin een seksueel geweldscomponent zit. Op dat moment starten de hulpverleners het proces en doorlopen ze de fases tot iemand beschikbaar is om een gesprek aan te gaan. Tenslotte eindigt het proces met reflecteren over wat wel en wat niet werkte gedurende het proces. Alissa Ackerman eindigde haar presentatie met de conclusie dat dit proces bijzonder kostenefficiënt is en plaatsvervangend herstelgericht werken datgene is wat mensen die schade hebben geleden samenbrengt met personen die de schade hebben aangericht, zonder elkaar te kennen.

Nadien volgde de tweede internationale gastspreker Vince Mercer, die baanbrekend werk heeft verricht met The AIM-Project. Het project werd in 2020 gelanceerd om onder andere herstelgericht te werken met minderjarige zedenplegers. De focus van zijn presentatie lag veelal op hoe we daders en slachtoffers kunnen helpen in plaats van ‘het waarom’ van de feiten. Het project werkt volgens 7 basiselementen: gestructureerde assessments, een geïnformeerde en gestructureerde voorbereiding, het toepassen van een multi methode techniek, theoretische grondslag, gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek, bewustwording omtrent en trauma en voldoen aan de best practices. Verder zette hij de theoretische raamwerken en de principes van herstelrecht extra in de verf. Schaamte blijkt een belangrijke factor te zijn, die kan leiden tot de onderdrukking van het empathisch vermogen naar slachtoffers toe. Bovendien vormt het ook een belangrijk remmingsmechanisme voor jonge mensen om deel te nemen aan therapie rond schadelijk seksueel gedrag. Ook hier zijn enkele basisprincipes nodig om herstelgericht te kunnen werken. Denk bijvoorbeeld aan toegankelijkheid, veiligheid, vrijwilligheid, onpartijdigheid, etc. Daarnaast toonde het model dat gebruikt wordt voor de assessment factoren. Het schema bestaat uit 5 domeinen: het gedrag, het slachtoffer, de ouders en zorgdragers, de rest van de omgeving en het bredere professionele netwerk. Bovendien benadrukte Vince Mercer dat ze binnen het project gekozen hebben om de plegers niet op die manier te benoemen, maar eerder als ‘young people that did harmful sexual behaviour’. Hij meende dat dit benadrukt wie schade toebracht en aan wie de schade toekomt. Op die manier wordt het herstelproces reeds in overweging genomen. Verder besprak hij nog de noden van de slachtoffers binnen het herstelproces, zo is het belangrijk een gevoel van veiligheid voor zichzelf en anderen te creëren. De presentatie eindigde met een video van een slachtoffer dat haar proces vertelt en hoe belangrijk ze het vindt om een stem te hebben hierin en hiermee veiligheid kan creëren.

In de namiddag mochten we Nederlandstalige gastsprekers ontvangen die de namiddag vulden met interessante projecten in het werkveld. Hilde Vanlommel, slachtoffer-bemiddelaar bij Moderator Forum voor herstelrecht en bemiddeling, mocht de spits afbijten. Ze gaf mee vorm aan de gespreksgroep ‘Samenspraak’ rond seksueel grensoverschrijdend gedrag en begeleidde zelf één dialooggroep in de gevangenis. ‘Samenspraak’ had het doel om daders en slachtoffers die geen bemiddeling wensen, toch tegemoet te komen in hun herstel. Op die manier ontstond het idee van dialooggroepen, waar daders, slachtoffers en burgers aan kunnen deelnemen. Het idee werd uitgerold in een het project ‘Achter de Spiegel’ waar daders en slachtoffer van verschillende misdrijven praatten over hun ervaringen. Dit initiatief werd goed onthaald, maar de context van de daders en slachtoffers dienden ook in rekening te worden gebracht. Zo ontstonden dialooggroepen voor seksueel grensoverschrijdend gedrag. Elke groep bestaat uit plegers, slachtoffers en burgers die samen een gesprek voeren over dader-slachtofferschap, emoties, herstel en verantwoordelijkheid. De organisatoren ondervonden dat de deelnemers voldoende raakvlakken hadden, ondanks het feit dat ze elkaar niet kenden. Daarnaast was er een grote vrijheid om te spreken en werd opnieuw de nood bij de context bevestigd. De deelnemers ervaarden het als helend, een gedeeld gevoel van gedragenheid en acceptatie. Daarnaast gaven de deelnemers aan dat de aanwezigheid van burgers hen voorbereidde op hun terugkeer in de samenleving. Tot slot gaf Hilde Vanlommel mee dat ze in de toekomst ook experimenteren met groepen van daders en slachtoffers rond niet-gerelateerde bemiddelingen.

Vervolgens bracht Evert Kampert, herstelconsulent in drie gevangenisinrichtingen, het Project ‘Puinruimen’. Dit is een groepstraining waar aan de hand van verschillende thema’s ingegaan wordt op de gevolgen van de delicten, het slachtofferschap en het eigen gedrag. Gedetineerden dienen vrijwillig deel te nemen aan het project en ontvangen op het einde een certificaat. In totaal organiseert het project 8 à 10 bijeenkomsten, waar telkens een nieuw onderwerp wordt aangekaart en een nieuwe gastspreker zijn verhaal doet. Naarmate de deelnemers evolueren in het proces, nemen de bijeenkomsten toe op vlak van reflectie en inzicht. Evert Kampert beschreef dat dit project positieve effecten heeft op de gedetineerde. Zo krijgen ze meer inzicht in zichzelf, verwerken ze op een positieve manier schuld en schaamte en bereiken ze hernieuwde toekomstplannen.

De derde gastspreker Louis Wauters, daderhulpverlener voor CAW Antwerpen en cirkelcoördinator voor COSA, gaf meer uitleg over het COSA-project. Het is een re-integratieproject voor veroordeelde zedenplegers, dat altijd parallel verloopt met therapie. Het project bestaat uit een cirkel met vrijwilligers, beroepskrachten, de cirkelcoördinator en het kernlid. Het project stelt enkele randvoorwaarden op om deel te nemen. Zo is het een vrijwillig engagement van 18 tot 24 maanden, het risicoprofiel moet matig tot hoog zijn en het moet werkbaar zijn met betrekking tot taal, verslaving en psychiatrische voorgrond. Verder vertrekt het herstelgericht werken vanuit een driehoek, waarbij drie componenten, dader, slachtoffer en maatschappij, actief hun bijdrage leveren aan elkaar. COSA werkt vooral in op de band tussen dader en maatschappij en draagt op deze manier ook bij aan herstel. Uit onderzoek dat COSA een recidivebeperking van 71% tot 100% oplevert. Tot slot, toont onderzoek ook dat het een kostenefficiënte werkwijze is.

Daarna brachten Liv Leeman, coördinator van ‘Kindereflex’ en maatschappelijk werker, en Tim Stroobants, Directeur Vlaams Expertisecentrum kindermishandeling en psycholoog, het verhaal van de ‘Kindreflex’. De essentie van deze methodiek bestaat erin dat we als professionals de kinderen zien in elk verhaal. De ‘Kindreflex’ heeft een brede scope en streeft twee doelstellingen na. Ten eerste wil het hulpverleners stimuleren om met volwassen cliënten een positief gesprek te voeren over ouderschap. Ten tweede wil het de hulpverleners helpen om verontrustende gezinssituaties te detecteren en waar nodig de veiligheid zo snel mogelijk te herstellen. De sprekers vertelden dat het relevant is in het kader van het Kinderrechtenverdrag, immers blijkt uit internationaal onderzoek dat ongeveer 15% minderjarigen opgroeit in risicovolle situaties.

De online studiedag werd afgesloten door de laatste gastspreker Bart Weustenraad, teamcoördinator in het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling (VK) Antwerpen en Systeem Psychotherapeut. Het VK werkt zowel met daders als slachtoffers, waarbij het samenwerken maakt dat er nog meer kan gebeuren in de gezinnen. Het belang van het kind wordt vooropgesteld met focus op de veiligheid, het bevorderen van de ontwikkelingskansen en herstelgericht werken. De aanpak binnen het VK bestaat uit drie belangrijke bouwstenen: veiligheid in de brede zin, samenwerking en verantwoordelijkheid en trauma responsief werken met het gezin. Daarnaast bestaat de herstelgerichte methodiek uit drie fase. Een voorbereidende fase waarin een brief wordt geschreven en dit vormt ook de basis van de verdere begeleiding. Vervolgens maken zowel de plegers als het slachtoffer drie tekeningen die gaan over de periode rond het misbruik, de onthulling en vandaag de dag. In de laatste fase brengen ze de pleger en het slachtoffer samen om hun tekeningen en brief te bespreken. Bart Weustenraad visualiseerde deze drie fasen door een casus te gebruiken die hijzelf begeleid heeft. Tot slot, eindigt de spreker zijn presentatie met het citaat: ‘Een schip moet maar een paar graden van koers veranderen en je komt in een andere haven.’

 

 

 

 

Voorblad UFClogo

2

3

Pagina onlineworkshop

Download de volledige brochure

 

SCHRIJF HIER IN!

 

 

UFC Webinar: Vlaggensysteem voor volwassenen: toepassing bij seksuele daders

 Verslag webinar

Op 28 september 2021 mocht het UFC talrijke geïnteresseerden vanuit verschillende domeinen in het netwerk verwelkomen op de online studiedag rond het Vlaggensysteem voor Volwassenen van Sensoa: een toepassing bij seksuele daders. Gezien de omstandigheden werd gekozen om de webinar online te laten doorgaan via het platform Zoom. Het openingswoord werd verzorgd door UFC-criminologe Minne De Boeck, die na een korte toelichting van het onderwerp en het programma, de eerste spreker aankondigde.

Erika Frans, Expert Seksueel Grensoverschrijdend Gedrag Sensoa en ‘geestelijke moeder’ van het vlaggensysteem, dompelde het publiek onder in de wereld van de methodiek van het vlaggensysteem. Zij lichtte toe dat het vlaggensysteem reeds 10 jaar geleden werd ontwikkeld voor het bespreekbaar maken van seksualiteit en grenzen met jongeren. Het netwerk gaf echter aan dat de nood hoog was voor een vlaggensysteem voor volwassenen. Dit werd gedurende vier jaren verder uitgerold, waarbij het UFC de ontwikkeling ondersteunde. In juni 2021 ging de lancering van het Vlaggensysteem voor Volwassenen van start met een workshop omtrent de toepassingen ervan. De doelgroep is gericht op professionals, die werkzaam zijn in verscheidene domeinen van de samenleving. Het systeem brengt nuances om te overleggen met collega’s en cliënten/patiënten. Ook helpt het slachoffers evenals plegers inzichten te verwerven in seksueel grensoverschrijdend gedrag. Daarnaast kan de methodiek het preventie- en breder seksualiteitsbeleid bevorderen. De methodiek draagt eraan bij dat volwassenen seksuele ervaringen bespreekbaar maken, verschil in perspectieven ervaren en reflecteren over gezonde seksuele relaties. Dit gebeurt aan de hand van situatietekeningen met verschillende scenario’s vanuit zowel het perspectief van de professional, als die van de cliënt. Het systeem reikt 6 criteria aan om een goede inschatting te kunnen maken wanneer, en in welke mate, het gedrag grensoverschrijdend is. Daarnaast is een reactiewijzer, in de vorm van een agogisch kader, ter beschikking. Dit toont in een aantal stappen wat de beste reactie is op een situatie waarmee een volwassene wordt geconfronteerd. Erika Frans’ voorstelling was een betoog om het vlaggensysteem te gebruiken als praatplaten om de taal onder de knie te krijgen en bijgevolg eigen voorbeelden bespreekbaar te maken. Ze meent ook dat het bijzonder nuttig is als oefenmateriaal op beleidsniveau om tot een gedeelde taal en visie te komen.

Nadien volgde een specifieke toepassing bij seksuele daders met oefeningen in break-out rooms. Dit onderdeel werd verzorgd door Minne De Boeck, criminologe UFC en Kasia Uzieblo, forensisch psychologe werkzaam bij De Forensische Zorgspecialisten (NL) en VUB. De toepassing heeft als doel het werkveld te motiveren om met het vlaggensysteem aan de slag te gaan in de praktijk. Als inleiding werd een kort kader gegeven wat specifiek is aan seksuele daders en wat professionals ervaren in de praktijk wanneer ze werken met deze doelgroep. Voor deze toepassing zijn verschillende specifieke situatiekaarten gekozen uit het vlaggensysteem voor volwassenen, die in de praktijk van het werken met zedenplegers nuttig kunnen zijn. In dit onderdeel van de webinar lag de focus hoofdzakelijk op de methodiek van het vlaggensysteem. De deelnemers werden onderverdeeld in break-out rooms om zelf twee casussen te beoordelen. Vervolgens werden de casussen in plenaire sessie besproken, waarbij interessante discussies ontstonden omtrent de interpretatie van de criteria in de gegeven situatie. Tot slot, gaf het ook inzicht in hoe iedere persoon een andere inschatting maakte en werden de deelnemers zich bewust van hun eigen referentiekader.

In het laatste deel van de webinar stelden Tineke Dilliën, forensisch psychologe en gedragstherapeut, en Liesbeth Merckx, klinisch psychologe een toepassing van het vlaggensysteem voor volwassenen op een specifieke casus in het UFC voor. Het doel is om te laten zien hoe het systeem werd toegepast bij een patiënt binnen het behandelcentrum. Ze trachtten zicht op de attitudes en normen te verwerven van de cliënt/patiënt en vervolgens te nuanceren door het schetsen van een normatief kader. De gekozen methodiek ging als volgt: om de cliënt/patiënt enkele situaties te laten beoordelen maakten ze gebruik van een continuüm in de plaats van kleuren vlaggen, omdat ze dieper wilden ingaan op de criteria achter het vlaggensysteem. Dit gebeurde enerzijds door algemene situaties voor te leggen om vervolgens de criteria toe te lichten. Anderzijds namen ze situaties uit het leven van de cliënt om de atittudes in kaart brengen. De presentatie werd aangevuld met geluidsfragmenten van de desbetreffende patiënt, wat positief onthaald werd door de deelnemers.
 
Tot slot, bleek uit het vragenrondje dat de presentaties een aantal prangende vragen ontketenden bij de deelnemers. De studiedag werd dan ook beëindigd met een interessante discussie en een warme oproep om het vlaggensysteem voor volwassenen meer toe te passen in de praktijk waarin gewerkt wordt met seksuele daders. De praktijkervaringen zijn op heden immers nog altijd beperkt.
 
De studiedag werd goed onthaald door het netwerk en kreeg een gemiddelde score van 8/10 van de deelnemers. Het publiek was erg positief over de oefeningen in break-out rooms met focus op de specifieke doelgroep en de praktische toepassing op de casus. Verder werd nog als algemene feedback gegeven dat er nog meer specifieke toepassingen op seksuele daders mochten zijn.
 
 
 
 

 

 UFC WEBINAR

logo UFC 2014 neg 

Sensoa

 

Vlaggensysteem voor volwassenen: toepassing bij seksuele daders
 
 

Het bekende vlaggensysteem van Sensoa dat handelt over seksueel grensoverschrijdend gedrag bij kinderen en jongeren, kent nu ook een editie voor volwassenen. Het concept is een herziene versie van het concept Vlaggensysteem voor begeleiders die werken met kinderen en jongeren (Frans & Franck, 2010). In de versie voor volwassen neemt Sensoa de professional die zorgt voor het welzijn van volwassenen als focus.

Tijdens deze webinar maak je kennis met de werkwijze en context van het vlaggensysteem voor volwassenen met afwijkend seksueel gedrag. Oefensituaties en break out sessies bieden je de uitgelezen kans deze kennis toe te passen op specifieke casussen. 

Voor wie? 

Je bent als professional mee verantwoordelijk voor de veiligheid en de ruimte die collega’s en cliënten nodig hebben om seksueel gezond te kunnen functioneren. Niet in elke setting houdt dit hetzelfde in, en er zijn grote verschillen in specifieke taken en verantwoordelijkheden. Elke medewerker met in zijn takenpakket ‘zorg voor het welzijn van medewerkers of cliënten’, kan aan deze methodiek iets hebben. In deze specifieke webinar passen we de methodiek specifiek toe op seksuele daders.

Waarom?

Seksuele gezondheid en integriteit is een complex onderwerp, professionals die werken met seksuele daders worden extra uitgedaagd om dit vorm te geven in een diverse en veranderende samenleving. Dit kunnen ze alleen doen als ze met elkaar in gesprek gaan en blijven, en zoeken naar maximale aansluiting op de behoefte aan respect, veiligheid, innigheid en persoonlijke ontwikkeling. Daar kan deze methodiek bij helpen.

Wat?

Het Vlaggensysteem biedt medewerkers én gebruikers neutrale en objectieve handvatten om seksueel gedrag goed in te schatten, het bespreekbaar te maken en om gepast te reageren. Op die manier draagt het bij aan het stimuleren van gezond seksueel gedrag en het voorkomen en terugdringen van seksueel grensoverschrijdend gedrag.

Doelstellingen?

De bedoeling van het Vlaggensysteem is dat de methodiek helpt om

het seksueel (grensoverschrijdend) gedrag genuanceerd in te schatten;

de communicatie tussen alle partijen te faciliteren;

een adequate respons te voorzien op seksueel grensoverschrijdend gedrag.

Afbeelding1

Programma

13u-14u:

Kennismaking met het nieuwe vlaggensysteem voor volwassenen: criteria en reactiewijzer – Erika Frans, Sensoa

14u-14u10:

Pauze

14u10-15u30:

Het vlaggensysteem voor volwassenen: specifieke toepassing bij seksuele daders met oefeningen in breakout rooms – Minne De Boeck, UFC & Kasia Uzieblo, VUB & Forensische zorgspecialisten

15u30-15u40: pauze

15u40-16u:

Toepassing vlaggensysteem op specifieke casus in het UFC – Tineke Dilliën, UFC

16u-16u30:

Vragen uit het publiek & toepassing vlaggensysteem op beleidsissues – Erika Frans, Sensoa, en andere experten

 VlaggensysteemLogo

NL-ATSA studiedag: gezonde seksualiteit bij zedenplegers

NL-ATSA studiedag: gezonde seksualiteit bij zedenplegers

 

NL-ATSA organiseerde op 01/06/2021 een studiedag over gezonde seksualiteit bij zedenplegers.

 

Inschrijven nieuwsbrief

Uitschrijven nieuwsbrief?

Uw persoonlijke gegevens worden zorgvuldig bewaard. Uw gegevens worden in geen geval doorgegeven of doorverkocht aan derden (privacyreglement van het UZA).

U kan ten allen tijde uw gegevens aanpassen of zich uitschrijven; een eenvoudige mail aan info@ufc.be volstaat. U kan zich ook steeds uitschrijven via een link onderaan elke nieuwsbrief.

UFC op Twitter