Op 2 juni 2016 organiseerde het UFC een interessante avondlezing over 'geheugenvertekeningen bij slachtoffers en getuigen van seksueel misbruik'.
 

flyer inschrijvingsinfo

 

Geheugenvertekeningen bij slachtoffers en getuigen van seksueel misbruik

 

Introductie door Prof. dr. Kris Goethals, directeur UFC

In deze lezing werd gefocust op geheugenvertekeningen bij slachtoffers en getuigen van seksueel misbruik. Op het eerste zicht lijkt dit voor het UFC misschien een ‘ver- van- ons- bed- show’, vermits de focus hier vooral op daders ligt. Toch is het belang van dit thema niet te onderschatten. Naast politie en onderzoeksrechters, die onderzoek voeren naar seksueel misbruik, hebben ook hulpverleners die zich richten op slachtoffers én daders baat bij dit thema. Werken met daders betekent soms ook werken met mensen die vroeger zelf slachtoffer waren van seksueel misbruik. Ook de discrepantie in het verhaal tussen slachtoffer en dader is een aspect dat beter begrepen kan worden in het licht van deze geheugenvertekeningen.

13616334 10154222813842488 731829294 o

De sprekers

Prof. dr. Marko Jelicic

Marko Jelicic is forensisch psycholoog, onderzoeker en hoogleraar Neuropsychologie en Recht aan de Vakgroepen Klinische Psychologie en Strafrecht & Criminologie van de Universiteit Maastricht (Nederland). Hij is voornamelijk gespecialiseerd in geheugenstoornissen en forensische neuropsychologie. Hij was van 2007 -2014 lid van de Nederlandse Landelijke Expertgroep Bijzondere Zedenzaken.

Prof. dr. Miet Vanderhallen

Miet Vanderhallen is als hoofddocent rechtspsychologie verbonden aan de Faculteit Rechten van de Universiteit Antwerpen  en als docent Criminologie aan de Universiteit Maastricht. Haar onderzoek concentreert zich voornamelijk op het rechercheproces en het politieverhoor.

13639458 10154222813947488 1200852186 o

Deel 1: Geheugenvervorming bij slachtoffers van seksueel misbruik

Marko Jelicic beet de spits af met een interessante uiteenzetting over wat geheugenvertekeningen nu net zijn, wanneer ze voorkomen en welk effect  ze kunnen hebben op de verklaringen van slachtoffers van seksueel misbruik. Al snel bleek dat het geheugen complex is, geen video- recorder die herinneringen opnieuw afspeelt maar een fragmentarische weergave van losse ‘brokstukken’ die door de hippocampus weer aan elkaar gelijmd moeten worden. Bij het ophalen van herinneringen treden vaak ‘weeffouten’ op, waardoor vertekeningen ontstaan. Het geheugenspoor wordt dan vermengd met fantasie, angst of stereotype denkbeelden. Uit onderzoek naar deze vervormingen blijkt dat enkele karakteristieke fouten frequent optreden, namelijk het weglaten van onderdelen die niet werden begrepen, het toevoegen van informatie om de coherentie van het verhaal te verhogen en het vervangen van ongebruikelijke woorden door meer gebruikelijke.

Uit onderzoek van o.a. Crombag, Wagenaar & Van Koppen (1992) blijkt dat deze vertekeningen zo ver gaan dat meer dan de helft van de onderzochte populatie uit hun onderzoek beweerden dat ze zich amateurbeelden van een vliegtuigramp konden herinneren, terwijl deze beelden niet bestonden. Hierbij werd door de proefpersonen zelfs tot in detail uitgelegd wat er te zien zou zijn op deze (onbestaande) beelden. De verklaring hiervoor is mogelijk te zoeken in het feit dat door suggestieve vragen fictieve herinneringen eenvoudig kunnen worden opgewekt. Jelicic haalt hierbij ook de term ‘source monitoring errors’ aan, wat wil zeggen dat deze personen zelfgecreëerde beelden in hun hoofd aanzien als amateurbeelden op tv.

Ook onderzoek naar geheugenvertekeningen bij mensen met een posttraumatische stresstoornis (PTSS) kwam aan bod. Hieruit bleek dat deze personen vaak proberen een oorzaak voor hun klachten te vinden en hierdoor hun ervaringen ernstiger gaan maken. Ook wordt het geheugenspoor vermengd met berichten uit de media, zo is er opnieuw sprake van ‘source monitoring errors’. Bij het herbeleven van traumatische gebeurtenissen kan informatie afkomstig van externe bronnen namelijk gemakkelijk in het geheugen worden geïncorporeerd.

Verder werd stilgestaan bij de controversen over de zogenaamde ‘hervonden herinneringen’. Dit zijn herinneringen die vaak gedurende therapie stelselmatig naar boven komen bij cliënten die beweren dat ze zich na jaren herinneren dat ze misbruikt zijn geweest in hun kindertijd. Dit zou dan een gevolg zijn van langdurige onderdrukking van deze herinneringen. Uit onderzoek blijkt echter dat onderdrukking het geheugen ondermijnt, maar niet lijdt tot totaal geheugenverlies. Deze hervonden herinneringen komen vaak tot stand doordat therapeuten de cliënt aanmoedigen om te imagineren over het misbruik, waardoor ze na een tijdje aangeven zich effectief zaken omtrent het misbruik te kunnen herinneren. Deze ‘hervonden’ herinneringen zijn echter bijna zo goed als altijd gebaseerd op fictieve herinneringen. Zoals eerder aangehaald kan opnieuw bevestigd worden dat suggestiviteit  geheugenvertekeningen eenvoudig kan opwekken. Belangrijk om weten is dat er wel een kleine groep personen zijn die spontane ‘hervonden’ herinneringen hebben aan misbruik uit de kindertijd: zij hebben zich deze ervaringen echter altijd al kunnen herinneren, maar zijn deze ze nu opnieuw gaan herevalueren. Zo kan het zijn dat een kind op het moment van het misbruik niet beseft dat deze feiten onaanvaardbaar zijn, maar later bij het terugzien van de dader opeens doordringt dat hij/zij effectief misbruikt werd door deze persoon.

13639581 10154222813972488 880215539 o

Deel 2: Consequenties voor het verhoor van slachtoffers van seksuele delicten

In deel twee van deze lezing was Miet Vanderhallen aan het woord. Zij legde de focus op het verhoor van slachtoffer van seksueel misbruik en stond hierbij onder andere stil bij het verhoormodel en aandachtspunten bij het ondervragen van slachtoffers van seksuele delicten. De kwaliteit van de verklaring van een slachtoffer is afhankelijk van twee aspecten: volledigheid en accuraatheid.

De volledigheid van het verhaal wordt ondermijnd doordat veel informatie onmiddellijk na de feiten al vergeten wordt. De accuraatheid van de informatie van het slachtoffer wordt vaak getoetst aan de hand van de consistentie van hun verhaal. Er is echter aangetoond dat nieuwe elementen die later in het verhaal worden toegevoegd even accuraat kunnen zijn dan eerder verkregen info. Ook het al dan niet tonen van emoties op momenten dat dit verwacht wordt (bijvoorbeeld bij het vertellen over emotionele zaken) dient vaak als maatstaf voor het inschatten van de accuraatheid. Deze twee aspecten (volledigheid en accuraatheid) zijn mede afhankelijk van twee variabelen. Eerst en vooral de schattingsvariabelen: hier kunnen we geen controle op uitoefenen vermits dit zaken zijn zoals de situatie van de feiten of de leeftijd van het slachtoffer. We kunnen wel inzetten op de systeemvariabelen vermits we hier wel controle over hebben, een voorbeeld is de manier waarop vragen worden gesteld.

Het verhoormodel legt de focus vooral op het voorkomen van secundaire victimisatie, dit wil zeggen dat voorkomen moet worden dat slachtoffers zich bovenop hun slachtofferschap opnieuw benadeeld voelen door de bejegening van de verhoorders. Dit kan namelijk een negatieve invloed hebben op de kwaliteit van de verklaring. Vaak wordt de vraag gesteld wie het verhoor van deze slachtoffers best kan uitvoeren, een man of een vrouw? Uit onderzoek bleek dat vrouwen hiervoor beter geschikt zijn. Dit niet vanwege hun geslacht, maar vanwege hun lagere ‘rape mythe acceptance’. Deze rape mythes zijn stereotype ideeën over verkrachting, bijvoorbeeld ‘’een vrouw in een minirok lokt het zelf uit.” Omdat vrouwen minder vasthouden aan deze mythes, zijn ze dus beter geschikt om slachtoffers van seksueel misbruik te verhoren.

In het verhoormodel voor slachtoffers van seksuele delicten zijn er drie cruciale fasen: de inleiding, de vrije reproductie en de bevraging. In de inleiding is het belangrijk om een werkrelatie op te bouwen met het slachtoffer zodat hij/zij zich veilig voelt en emoties bespreekbaar worden. In de fase van de vrije reproductie wordt het slachtoffer gevraagd om spontaan zijn/haar reproductie van de feiten uitvoerig te vertellen, hierbij wordt het slachtoffer zo weinig mogelijk onderbroken en wordt genoeg tijd gegeven. Er is aangetoond dat 90-95% van de info uit deze vrije reproductie accuraat is, helaas moet ingeboet worden op de volledigheid die slechts 20% bedraagt. De fase van de bevraging is bedoeld om deze gebrekkige volledigheid aan te spijzen door directieve en open vragen te stellen. Een valkuil hierbij is dat de accuraatheid daalt door het stellen van suggestieve vragen en het leggen van druk op het slachtoffer. Tot slot stelt Vanderhallen als conclusie dat kennis en inzicht in de werking van het geheugen bepaalde bias kan doen afnemen (bv. geloofwaardigheid van getuigen en verklaring) waardoor verhoormethoden beter ingezet kunnen worden en aangiftes de noodzakelijke aandacht krijgen. 

13588777 10154222814062488 14279743 o

Evaluatie

De avondlezing werd digitaal geëvalueerd. De meeste evaluaties gaven aan dat de aanwezigen enthousiast waren over de ontvangst en tevreden over de inhoud van de lezing. Het was echter veel informatie op korte tijd, waardoor iets te weinig inhoudelijk kon worden uitgediept. Daarnaast had het publiek graag meer tijd gehad om vragen te stellen. De tijd tijdens de avondlezing was hiervoor jammer genoeg te kort. Gelukkig kon er nog worden nagepraat met een drankje en konden er, ook informeel, vragen worden gesteld aan de twee sprekers.

Het UFC dankt de sprekers voor hun uiteenzetting en is blij met de grote opkomst. Er waren 113 personen ingeschreven voor de avondlezing en het was een verrijkende bijeenkomst met het ruime netwerk.

Graag meer van dat!