SCHRIJF JE HIER IN

Inschrijven kan tot en met dinsdag 27 februari 2024. Annuleren nadien is niet meer mogelijk! 

 

Een congresverslag

Contextgericht werken met zedenplegers

Op 5 maart stond de UFC-studiedag in het teken van contextgericht werken met zedenplegers. Deze studiedag vond plaats op de stadscampus van de Universiteit van Antwerpen. Gedurende deze dag hebben we talrijke ervaren sprekers mogen ontvangen. De UFC-criminologe Minne De Boeck verwelkomde de gastsprekers en deelnemers met een openingswoord, waarbij het programma kort werd toegelicht en verduidelijkt waarom ‘contextgericht werken’ een thema is dat de laatste tijd meer op de voorgrond komt te staan in ons werkveld. Tijdens het openingswoord werd er een korte imaginatieoefening uitgevoerd om het onderwerp op een interactieve manier te introduceren: iedereen diende zijn ogen te sluiten tijdens een situatie die werd beschreven, waarbij er een huiszoeking gebeurde bij iemand die seksuele misbruikbeelden van minderjarigen had bekeken. Nadien werd gevraagd aan de deelnemers zich in te leven in de partner van de pleger in het verhaal, verschillende emoties kwamen daarbij naar boven. Denk maar aan kwaadheid, frustratie, schaamte, angst, verdriet, etc. Na de toelichting over het onderwerp en het programma, werd de eerste spreker aangekondigd.

De eerste gastspreker van de dag was Prof. dr. Tim Opgenhaffen, docent sociaal welzijnsrecht aan de KU Leuven en docent personen- en gezondheidsrecht aan de Vrije Universiteit Brussel. Zijn presentatie werd vormgegeven vanuit een juridisch perspectief; namelijk wat kunnen we, en kunnen we niet, communiceren met naasten als professionals die beroepsgeheim hebben. Gedurende de presentatie maakte hij een onderscheid tussen persoonsgebonden informatie en niet-persoonsgebonden informatie. Bij het eerst genoemde botsen we automatisch op het beroepsgeheim. Dit bestaat uit alle informatie die geheim is en bijgevolg niet gedeeld kan worden met naasten. Hoewel er sprake is van beroepsgeheim, zijn hierop drie uitzonderingen, waaronder de toestemming, de noodtoestand en de dwangopname. Vermits niet alle informatie een geheim is, benadrukte Prof. dr. Opgenhaffen dat er eveneens niet-persoonsgebonden informatie gedeeld kan worden. Hiermee komen we vaak al een eind verder als professionals. De boodschap is dus niet dat je als professional niets kan communiceren, niet-persoonsgebonden informatie kan immers wel gedeeld worden. Verder geeft hij tijdens zijn presentatie drie herkenbare dilemma’s weer over het delen van informatie met naasten. Het eerste dilemma dat besproken werd, was de vraag: “wat als een naaste informatie bij de therapeut probeert te ontfutselen?”. Hierbij dient de therapeut in kwestie heel aandachtig en transparant te zijn over wat die wel en niet kan delen, alsook de reden waarom. Het tweede dilemma ging over “wat als een naaste de vraag stelt ‘kan ik u iets toevertrouwen’?”.  Ook bij dergelijk dilemma moet je als therapeut alert zijn, vermits er bepaalde zaken zijn die de therapeut verplicht moet vertellen aan de cliënt. Als de naaste iets heeft toevertrouwd over de gezondheidstoestand van de cliënt, is dat informatie die met de cliënt gedeeld moet worden. Ook hierover moet duidelijk worden gecommuniceerd aan de naaste in kwestie. Het beroepsgeheim geldt immers niet ten aanzien van de naaste zelf, daar er geen hulpverleningsrelatie bestaat tussen de naaste en de therapeut. De therapeut moet dus transparant zijn naar de cliënt, waar wel een hulpverleningsrelatie mee bestaat.  Indien er toch een hulpverleningsrelatie ontstaat met de naaste, dan wordt alles complexer. Dan zit je namelijk met beroepsgeheim langs twee kanten. Dit zijn belangrijke zaken om in overweging te nemen wanneer je een hulpaanbod voor naasten van plegers organiseert. Tot slot gaat het derde dilemma over het “geheim van het onderzoek”. Wanneer je medewerking verleent aan een gerechtelijk onderzoek, ben je verplicht om informatie uit het onderzoek geheim te houden, ook ten aanzien van naasten. Prof. dr. Tim Opgenhaffen eindigde zijn presentatie met een korte conclusie. Volgens hem is het zeker mogelijk - en belangrijk - om naasten te betrekken in de begeleiding, maar bij het informeren van de naasten zijn er toch een aantal aandachtspunten.

Na de eerste gastspreker, kwamen Alana Schuerwegen en Minne De Boeck aan bod. Alana Schuerwegen is psychologisch consulente en Minne De Boeck is criminologe bij het Universitair Forensisch Centrum. Daarnaast zijn ze beiden betrokken in het Vlaamse Stop it Now! – project als projectmedewerker en projectcoördinator. Hun presentatie ging van start met een korte uitleg over wat Stop it Now! precies inhoudt. Nadien werd er dieper in gegaan op de rol van de naaste binnen dit project, om dan de presentatie te beëindigen met hun toekomstperspectief. Stop it Now! is een preventieproject dat zich specifiek inzet op kindermisbruik en is een samenwerkingsverband met het UFC en I.T.E.R, een gespecialiseerd ambulant behandelcentrum. Preventie van kindermisbruik kan enerzijds door het bieden van ondersteuning aan de doelgroep en hun naasten en anderzijds door maatschappelijke beeldvorming van de gehele populatie. Het preventieproject bestaat uit een professionele hulplijn voor personen die bezorgd zijn over zichzelf, naasten en professionals. Het dient als luisterend oor, biedt ondersteuning, informatie en advies en functioneert als toegangspoort naar gespecialiseerde behandelcentra. Daarnaast is de hulplijn volledig anoniem, vertrouwelijk en gratis. Gemiddeld krijgt de hulplijn 34 contactopnames per maand. Echter kon 2/3de van de hulpvragen niet beantwoord worden. Om deze reden is de hulplijn vanaf maart 2024 elke weekdag beschikbaar. Na een algemene toelichting over het preventieproject Stop it Now!, werd in de presentatie de nadruk gelegd op de rol van de naasten binnen dit project. Stop it Now! voor naasten is op verschillende manieren uitgewerkt. Zo bestaat er een informatieve website specifiek voor naasten, is er een online zelfhulp module - stoppen is mogelijk - voor naasten van personen die seksuele misbruikbeelden bekeken, bestaat er een handleiding hoe je het gesprek kan aangaan met iemand over wie je bezorgd bent als naaste, een online forum en zijn er lotgenotengroepen voor naasten. Dit aanbod werd kenbaar gemaakt door middel van een campagne en de podcast ‘de dag die ik nooit meer vergeet’. Aan de hand van casussen en voorbeelden legden beide sprekers de naastenwerking van Stop it Now! uit.  De sprekers sluiten hun presentatie af met hun toekomstperspectief voor naasten van Stop it Now!. Zo hopen ze in de toekomst de focus te verbreden naar ‘kinderen van’ en ‘naasten van pleger en slachtoffer’. Alsook willen ze een verderzetting van de lotgenotengroepen en uitbreiding naar andere regio’s en benadrukken ze het belang van een ruimere én blijvende bekendheid.

De derde presentatie van de studiedag ‘Contextgericht werken met zedenplegers’ werd gegeven door drie experts waaronder Ellen Gunst, Chantal Hermans en Liesbet Tijsebaert. Liesbet Tijsebaert is coördinator van het IRIS-project en is werkzaam als casusregisseur in Veilig Huis. Chantal Hermans is IRIS-partner en contextbegeleidster voor regio Noord West-Vlaanderen in P.C. Sint-Amandus. Ellen Gunst is werkzaam als psycholoog-psychotherapeut op Fides Residentieel in P.C. Sint-Amandus en professor in de psychotherapie aan de Universiteit van Antwerpen. De presentatie stond in teken van het IRIS-project en werd toegelicht aan de hand van enkele casussen. IRIS is de afkorting van ‘Integrale Respons op Intrafamiliaal Seksueel misbruik’. Meer specifiek bestaat de doelgroep van IRIS uit gezinnen (uit Noord West-Vlaanderen) en hun context met een pleger van seksueel grensoverschrijdend gedrag ten aanzien van kinderen, zowel intra- als extrafamiliaal die op dit moment, of later in de tijd, in contact kan komen met kinderen in een familiale context.  Sinds 2021 is IRIS als project erkend binnen het Agentschap Justitie en Handhaving. Vóór het IRIS project was er vaak niet de mogelijkheid om de context van de dader te betrekken. Er was echter wel nood aan een systemische intersectorale benadering betreffende de verschillende gezins- en familieleden, alsook aan meer langdurige coördinatie over verschillende sleutelmomenten heen als begeleiding van de niet-misbruikende ouder. De IRIS-regisseur maakt samen met het gezin en betrokken hulpverleners een plan op dat garant staat voor ieder individu afgestemde zorg te voorzien en het leed te helpen beperken. Door het organiseren van overleg met andere betrokken diensten wordt er vanuit de dverse expertises, risicotaxaties en beeldvorming een kader uitgezet betreffende de veiligheidsafspraken en samenwerking. Naast dader en jeugdhulp wordt er ook ingezet op partner- of contextbegeleiding ter ondersteuning van de niet-misbruikende ouder of zorgfiguur. De presentatie werd afgesloten met de werking van het IRIS-project voor te stellen aan de hand van een concrete praktijkcasus. 

Vervolgens waren de vierde sprekers Els Van Daele en dr. Tineke Dilliën, die uitgebreid vertelden over contextgericht werken in therapie, cases en praktijk. Els Van Daele is criminoloog/seksuoloog en werkt als systeem-en groepstherapeut bij I.T.E.R. Tineke Dilliën is klinisch psycholoog en gedragstherapeut bij het UFC. In hun presentatie toonden ze hoe een contextgesprek kan verlopen, hoe naasten ondersteund kunnen worden en hoe er tegemoet gekomen kan worden gekomen aan hun noden. Tineke Dilliën ging dieper in op het pleidooi om de context te betrekken en te ondersteunen vermits contextfiguren secundaire slachtoffers zijn, alsook hoe het UFC dit concreet vormgeeft. Els Van Dale trachtte aan de hand van een casus inzichten te geven omtrent de complexe relationele en gezinsdynamieken die zich kunnen afspelen. Alsook aan te tonen dat de therapeutische relatie bij contextgericht werken met zedenplegers essentieel is. Tevens benadrukte ze dat dit op een persoonlijke manier dient te gebeuren. Ze toonde aan dat plegers de gesprekken met familieleden als relevant ervaren voor hun persoonlijk leven, aangezien dit kan bijdragen tot herstel op verschillende niveaus.

De leerrijke studiedag werd afgesloten met een laatste lezing van Prof. Dr. Belinda Winder. Vermits Belinda een internationale spreker is, werd de lezing online gegeven. Belinda Winder is een professor forensische psychologie en onderzoeksdirecteur bij het COPE (Centre for Crime, Offending, Prevention & Engagement) in de Nottingham Trent University. In de lezing werden enkele manieren onderzocht waarop het leven van een partner kan worden beschadigd. Denk daarbij bijvoorbeeld aan praktische problemen, emotionele problemen, financiële problemen, sociale problemen en problemen met de kinderen. Verder werden er suggesties gedaan hoe dergelijke schade kan worden beperkt. In het eerste deel van haar presentatie benadrukte ze het belang van taal en terminologie. Sommige terminologie is namelijk onnauwkeurig, stigmatiserend en kan een impact hebben op iemands welzijn. Beeldvorming en media berichten hebben bijgevolg een impact, ook op de context. Het tweede deel van de presentatie ging over internet gemedieerde seksuele misdrijven, en de impact van het onderzoek en alles wat daarna volgt op de context van plegers. Tot slot, beëindigde Belinda haar presentatie met een focus op de traumatische ervaringen die partners kunnen hebben op verschillende vlakken, alsook de impact op kinderen. Hierbij legde ze de nadruk dat ook de impact op kinderen al te vaak wordt vergeten, hoewel zij een belangrijke factor zijn. 

De studiedag eindigde met een eindwoord van criminologe, Minne De Boeck, die iedereen bedankte voor de dag en een inhoudelijke samenvatting voorzag. De studiedag werd positief geëvalueerd met een score van 8,5 op 10.