Gertjan Vanderhaegen, assistent in de psychiatrie, gaf een Journal Club in februari 2023 over het thema stigmatisering van seksueel afwijkend gedrag. 

Stigmatisering van afwijkend seksueel gedrag in de maatschappij is wijdverspreid en kan uitgesproken negatief zijn. Zelfs niet-plegende mensen met een parafilie zijn voorwerp van uitgesproken stigmatiseren in de maatschappij.

Er is reeds uitgebreid onderzoek gevoerd naar stigmatisering van mensen met een pedofiele stoornis. Het onderwerp is belangrijk omdat stigmatisering van parafiele stoornissen feitelijk het stigmatiseren van mensen met een psychische aandoening inhoudt, en zodus belangrijke implicaties kunnen hebben voor de behandeling (cfr. infra).

Stigmatisering van een persoon wordt gedefinieerd als het in diskrediet brengend kenmerk of attribuut dat de sociale identiteit bederft van degenen die het stigma bezitten. Simpeler gezegd is de gestigmatiseerde persoon een in diskrediet gebracht persoon tegenover een niet-accepterende wereld. Dit heeft belangrijke gevolgen voor de persoon maar ook voor de omgeving en maatschappij: het zorgt voor schaamte, problemen met zelfbeeld, ontstaan van andere mentale problematiek en ook belangrijk het mijden van hulp en behandeling voor de betreffende parafilie.

Stigmatisering manifesteert zich op cognitief, affectief en gedragsniveau. Bij stigmatiserende cognities gaat het vooral om het vormen van stereotypen zoals het idee dat alle mensen met een parafilie zedenfeiten (zullen) plegen. Op affectief niveau gaat het om het automatisch ervaren van intensieve negatieve emoties naar de gestigmatiseerde persoon, ook (en vooral) als deze persoon niet persoonlijk gekend is. Op gedragsniveau uit stigmatisering zich in een grote reeks van gedragingen van verschillende ernst: het mijden van de persoon, sociale uitsluiting, het discrimineren op vlak van bijvoorbeeld werk tot zelfs daden van agressie.

Een onderzoek gepubliceerd in 2020 probeert meer licht te schijnen op stigmatisering van parafilieën naast enkel die van de reeds meer onderzochte pedofilie. Het onderzoek bevat twee studies die met dezelfde vragenlijst proefpersonen gaan bevragen over de controleerbaarheid, gevaarlijkheid, uitgelokte gevoelens en neiging tot sociale afstandelijkheid van mensen met een psychische stoornis verbonden aan zedendelicten. Het betreffen pedofilie, seksueel sadisme, antisociale neigingen, necrofilie en zoöfilie. Het betreffen dus met uitzondering van één groep allen parafilieën, waarvan bij de meesten nog weinig onderzoek bestaat rond stigmatisering. In de studie werden er telkens verschillende uitspraken gegeven aan de deelnemers van het onderzoek gevraagd met een cijfer (0-6) aan te geven in welke mate ze het met deze uitspraak eens zijn. Na schalen van de antwoorden werden de resultaten van alle stoornissen steeds vergeleken met deze van pedofilie. Een belangrijke bemerking is dat bij de bevraging steeds benadrukt wordt dat er geen sprake is geweest van zedendelicten bij deze hypothetische personen met een parafilie of psychische stoornis.

Wat opvalt in de resultaten is een groot deel van de respondenten op cognitief vlak wel degelijk een zekere nuance konden brengen. Zo was een groot deel van de respondenten het niet eens met de uitspraak dat parafilieën een seksuele voorkeur was die bewust gekozen wordt. Bij pedofilie kwam dit zelfs het minst naar voor. Desalniettemin kwamen in de andere vragen uitgesproken negatieve scores naar voren inzake inschatting van gevaarlijkheid, opwekken van emoties (hoge scores voor angst en woede, lage scores voor medelijden), en sociale uitsluiting. Dit was steeds het meest uitgesproken bij pedofilie, dat op bepaalde vlakken zelfs veel slechter scoorde dan de andere stoornissen.

De onderzoekers bemerken dus een groot contrast tussen een relatief genuanceerd beeld over de controleerbaarheid van de stoornis enerzijds en een uitgesproken hoge mate van inschatting van gevaarlijkheid, opwekken van negatieve gevoelens en neigingen tot sociale exclusie anderzijds. De vraag is of dit ligt aan het blijven bestaan van andere stigmatiserende cognities (het idee dat alle mensen met een parafilie/psychische stoornis steeds zedenfeiten (zullen) plegen) of dit eerder het gevolg is van de negatieve emoties die de stoornissen bij mensen opwekt. Het onderzoek besluit dat deze vragen belangrijk zijn voor het ontwikkelen van educatieprogramma’s over deze onderwerpen bij de algemene bevolking.

 

Lehmann, R., Schmidt, A., & Jahnke, S. A. (2020). Stigmatization of Paraphilias and Psychological Conditions Linked to Sexual Offending. Journal of Sex Research, 58(4), 438–447. https://doi.org/10.1080/00224499.2020.1754748